Xenon werd in 1991 geïntroduceerd op de BMW 7-serie van de E32-generatie. Het topsegment is bijna altijd waar innovaties hun oorsprong vinden en daar was hier zeker sprake van. Ondergetekende is te jong om zich 1991 te herinneren, maar weet nog wel goed dat hij als klein jongetje in het verkeer uitkeek naar auto’s met die magische, wit-blauwe tint in de koplamp. Dat wás wat, heel anders dan die goudgele gloed die alle andere auto’s destijds verspreidden. Xenonverlichting werkt niet met een gloeidraad, zoals een halogeenlamp, maar met gasontlading. Dat levert dat ‘koude’ licht op, al zijn daar variaties in. Een typische eigenschap is ook dat een xenonlamp zichtbaar ontstoken wordt, en dus even ‘op kleur moet komen’ na het inschakelen.
Lange tijd was xenon, of HID (High-Intensity Discharge), het neusje van de zalm. Ten opzichte van halogeen bood het serieuze winst op het gebied van lichtopbrengst, energieverbruik en levensduur. De opvallende, hoogwaardige uitstraling was natuurlijk een mooie bonus. Een xenonlamp gaat veel langer mee dan een halogeen-exemplaar, maar vervangen is wel kostbaarder en vaak ook wat meer werk. Ook op een nieuwe auto was xenon lange tijd een prijzige optie. Geen wonder, want fabrikanten waren vele jaren verplicht om met xenon ook koplampsproeiers te monteren in Europa. Dat moest voorkomen dat de felle lampen tegenliggers zouden verblinden. Om diezelfde reden is automatische hoogteverstelling bij xenon verplicht.
Lenzen
Zoals dat gaat met nieuwe snufjes, vond xenon uiteindelijk zijn weg naar lagere segmenten. Dat begon met auto’s als de 5-serie en E-klasse, maar rond de eeuwwisseling kon ook een Golf en zelfs een B-segmenter als de Renault Clio met xenon worden besteld. Toch bleef het altijd iets speciaals. Auto’s met xenon zijn bijna zonder uitzondering herkenbaar aan die opvallende, priemende ‘lenzen’ in de lichtunit, goed voor de (letterlijke en figuurlijke) uitstraling. Bij een merk als BMW werd xenon wel langzaam maar zeker de norm, totdat het op bepaalde modellen zelfs helemaal standaard werd. De premiummerken vonden al snel een nieuwe manier om geld te kunnen vangen voor optionele verlichting: met de door Lexus geïntroduceerde ledkoplamp.
Ook die ledlamp biedt dat ‘koude’, ijsblauwe licht. Opnieuw is de nieuwe lamp feller, energiezuiniger en duurzamer, maar nu ook goedkoper. Anders dan xenon is led daarom nu ook bij veel betaalbaardere auto’s, zoals de Volkswagen Polo en zelfs verschillende Dacia’s, standaard. Led is dus helemaal ‘mainstream’, daar waar xenon altijd een dure optie is gebleven. Een optie, bovendien, die nu vrijwel helemaal verdwenen is. Sinds de facelift van de Alfa Romeo Giulia en Stelvio zijn ook die Italianen standaard met ledkoplampen uitgerust.
Daarmee is er bij ons weten nog slechts één auto verkrijgbaar met ‘xenonpitten’: de Porsche 718. In zowel Boxster- als Cayman-vorm en zelfs bij topversies Spyder en GT4 is xenon voor deze ‘instap-Porsche’ de standaard optie. Buiten de Porsche is er volgens ons helemaal geen auto meer die nog met xenon wordt geleverd, al laten we ons graag terechtwijzen als jij er nog één weet. Ook dan blijft echter staan dat xenon op sterven na dood is, al is dat met zo’n goede vervanger eigenlijk niet erg. Of wel?