Eigenlijk klopt het niet helemaal, ‘alle generaties’, want vóór de Tweede Wereldoorlog bestond de Kadett ook al. Als opvolger van Opels P4 werd hij in 1936 gezien als alternatief voor Hitlers komende KdF-wagen. De lopende band waar deze latere Volkswagen Kever vanaf moest rollen, produceerde al snel oorlogsmaterieel, zodat Opel zijn kans schoon zag. Er waren diverse varianten verkrijgbaar, waaronder de 1795 reichsmark kostende Normale die in 1938 als echte ‘Keverkraker’ in de markt werd gezet, nogal tegen de zin van de nazitop. In mei 1940 was het gedaan met de oer-generatie Kadett. Opel liet de modelnaam decennialang in de mottenballen liggen en kwam in juni 1962 doodleuk met de Kadett A, alsof men het verleden liever wilde vergeten.
Van links naar rechts, de E, de D, de C, de B en de A, de vroegste drie zijn allemaal een Coupé.
Oer-Kadett ontbreekt maar verder heeft Wim alle Kadetts
Wim Boths Kadett-collectie ontbeert weliswaar een exemplaar van die oerversie, maar dat maakt de verzameling niet minder interessant. Het zijn namelijk allemaal origineel Nederlandse auto’s en met kilometerstanden tussen 90.000 en 125.000 zijn ze – hoewel overjarig – nog bijna ovenvers. De Opel Kadett was jarenlang zowat de (straat)hoeksteen van de samenleving en daardoor werd hij als gebruiksvoorwerp gezien en niet als mobiel erfgoed. Knap dus dat Wims exemplaren zo ovenvers zijn. Cijfers uit die tijd spreken boekdelen: Opel was tussen 1969 en 2004 35 jaar achtereen het beste verkopende automerk van het ons land, met als topjaar 1986 met bijna 100.000 verkochte voertuigen. Vaandeldrager daarbij was immer de Kadett, die eveneens in ’86 zijn beste jaar beleefde: bijna 60.000 stuks. Opel haalt als merk die aantallen al jaren niet meer, laat staan welke andere fabrikant dan ook.
Opel Kadett was gebruiksvoorwerp voor Jan Modaal
Het lijdt dus geen twijfel dat het jaar in, jaar uit loslaten van tienduizenden van deze broodjes op onze wegen heeft geleid tot het imago van gebruiksvoorwerp, van auto voor Jan Modaal. Na gedane arbeid was het goed roesten (en dat deden ze!), als ze niet al eerder letterlijk en figuurlijk van de weg af raakten. Vooral de eerste generaties worden als dweilen beschouwd. Kortom: voor het koesteren van vijf maagdelijke exponenten van evenzovele generaties Kadett, krijgt Wim onze handen op elkaar. Maar hoe is het zo gekomen?
“Eigenlijk heb ik me vanaf mijn jeugd om en om met twee- en met vierwielers beziggehouden. Zo handelde ik al op mijn 14e in Utrecht in bromfietsen. Kreidlers, Zündapps, dat soort. Mijn vader was nogal gemakkelijk, had het ook druk met zijn boerenbedrijf in Berkenwoude, dus kon ik naast mijn opleiding tot meubelmaker mijn eigen gang gaan. Totdat ik genoeg van de studie had en bij mijn broer ging werken die Fiat-dealer in Lekkerkerk was. Helaas was het in 1969 uit met de pret: ik moest in dienst. Het werd Oirschot, wat mij ertoe bracht in het nabijgelegen Tilburg brommers op te kopen die ik dan tijdens mijn verlof weer met winst in Utrecht wist te verkopen. Na mijn diensttijd heb ik van alles gedaan: van chauffeur op een olietankauto tot bouwer van silo’s in een constructiebedrijf. Auto’s lieten mij echter nooit los, ik ‘rommelde’ er in mijn privétijd altijd mee. Ik hield van bijzondere modellen, koester bijvoorbeeld mooie herinneringen aan de Fiat 850 Spider. Later kwamen er steeds meer Opeltjes op mijn pad die ik dan weer verhandelde. Uiteindelijk ben ik in 1995 samen met mijn zoon Wijnand in Schoonhoven een autobedrijf begonnen.”
De Kadett B Coupé is Wims favoriet
De zaken gingen voorspoedig en een jaar later betrokken de mannen al een groter pand in Bergambacht. “In 2000 is het huidige pand gebouwd. Ruim én voorzien van een mancave. In 2011 ging ik met pensioen en nam mijn zoon de zaak over, maar de mancave behield ik.” Dat laatste was een goede zet, want de eerste Kadett had zich er al lang en breed in genesteld. “De B-Kadett Coupé 1.2 Automatic uit november 1972 trof ik in 1997 aan bij de Volvo-dealer in Schoonhoven. Hoe die daar terechtkwam, weet ik niet, maar hij was al wel gerestaureerd. Ik vond hem zó mooi, dat ik hem gewoonweg niet kon laten staan. Met precies hetzelfde gevoel als vroeger reed ik terug naar huis, want zoiets vergeet je niet. De B is van het kwintet mijn favoriet. Niet alleen ik vind hem het aantrekkelijkst, anderen blijkbaar ook. AAls wij naar een evenement gaan, bijvoorbeeld het jaarlijkse oldtimerfestival in Alphen aan den Rijn, hebben we met de B de meeste aanspraak. Daarnaast is-ie handig, vanwege de trekhaak. Ik heb een karretje voor mijn oldtimerbromfietsen waarvan ik er zo’n vijftien heb, dus rijd ik een mooi klassiek span. Alles bij elkaar maakt dat de B tot mijn favoriet. Mocht iemand een flink bod doen, dan zou ik best afscheid van mijn Kadetts kunnen nemen, maar de B als laatste …”
C-Kadett ook bij Wim na de B-Kadett
Wie B zegt, moet ook C zeggen en zo werd de groene coupé de volgende verovering. “Die zag ik in Stolwijk staan. Ik vond hem goed passen bij de B: ook een coupé, ook origineel Nederlands, evenmin veel ervaring – zijn tellerstand is nog geen 95.000, de B is de 110.000 nog niet gepasseerd – en ook in goede staat. Dat laatste was prettig, want op mijn leeftijd nog aan een omvangrijke restauratieklus beginnen zag ik niet zo zitten. Sowieso hoeft aan alle auto’s maar weinig te gebeuren, en anders kan ik altijd hiernaast bij mijn zoon terecht. Ik vind het een pluspunt van de Kadett dat ze zo betrouwbaar zijn, en daarnaast vrij simpel van opzet. Zo zijn alle vijf generaties met dezelfde motor geleverd: de éénliter OHV, die later naar 1.078 en 1.196 cc werd opgeboord en ook terechtkwam in veel andere modellen – van GT tot Olympia. Een minpunt vind ik de wegligging, al rijdt de C best lekker.”
Opel Kadett C, lekker kaal vanbinnen.
Kadett D en E
De D en E werden hem min of meer in de schoot geworpen, het waren inruilers. De hoekige D (van oktober 1984) ziet er weliswaar krijgshaftig uit, maar onder de kap snort nog immer de aloude 1.2. En toeval of niet, ook hiervan was het klokje nog niet rond gegaan. De 1.6-inspuitmotor van de rondere E (september 1989) is met een tellerstand van ongeveer 125.000 nog het meest ervaren, maar smeer je deze kilometrage over zijn hele leven uit, dan kom je nog altijd niet verder dan vierduizend per jaar.
Opel Kadett D, de eerste voorwielaandrijver.
Een nette Opel Kadett E, ook bijna uit het straatbeeld verdwenen.
De A-Kadett kwam als laatste
“Tja, en toen had ik er dus vier: B tot en met E. Dan mag de A niet achterblijven, maar dat bleek nog niet zo eenvoudig. De auto’s die ik had, waren én Nederlands én met weinig kilometers. Zie dan maar eens ook zo eentje van de oudste generatie te scoren die bovendien nog relatief kort heeft bestaan: van 1962 tot ‘65. Tijdens een oldtimermeeting in Voorthuizen zag ik er een en ik raakte met de eigenaar aan de praat. Hij wist te vertellen dat er nog maar zeven origineel Nederlandse A’s bestonden, en … één ervan stond te koop. Ik eropaf en niet lang daarna was ik eigenaar van de GM-22-88.” Een passend kenteken voor dit prachtige elegante coupeetje, waarvan het lijnenspel gespeend is van elke vorm van agressiviteit. In tegenstelling tot de ‘wilde’ creaturen van vandaag de dag die niet zelden eveneens een éénlitertje onder de kap hebben …
Wims Opel Kadett A.
Ook de A zit onder de 90.000 kilometer
Net als de D heeft de A nog geen 90.000 kilometer gedraaid. Nu had Wim ze alle vijf, elk een mooie afspiegeling van zijn tijd. Zo heeft de A een two-tone-lakschema dat in het interieur wordt voortgezet. Opvallend daarbij zijn de Opel-logo’s die in de portierbekleding zijn gestanst. De B, met bescheiden white walls, kenmerkt zich juist door de zwarte cabine. “Dat zou de veiligheid dienen”, weet Wim. In de jaren 70-C keert kleur weer terug in het interieur, bruin uiteraard. De hoekigheid van de D komt extra tot uitdrukking in de sportieve uitvoering van de LL-27-VJ: zie het spoilerwerk.
Nederlanders kochten een Kadett E met LS-uitrusting
Het vrij eenvoudige uitrustingsniveau LS van de E voldeed keurig aan de bescheiden wensen van de nuchtere Nederlander; deze uitvoering werd het meest verkocht. Bijna Spartaans was de amper verkochte L, luxer waren de GL, GLS en CD. Qua uiterlijk ging het er aerodynamischer aan toe, iets waarvan je binnenin nog niet veel merkte. En onder de motorkap? Een injectiemotor om de uitlaatgassen schoner te krijgen. Allemaal typisch tweede helft jaren 80. Zo heeft Wim een prachtig tijdsbeeld te pakken, iets wat tot leven komt als we het beeld schieten met de oudste twee auto’s. Als zoon Wijnand met zijn schitterende Rekord C Coupé uit 1970 dan ook nog komt aanrijden, waan je je plots op een willekeurig woonerf in de jaren 70. Kom maar op met die plateauzolen, wijde pijpen, kurkbehang en zitzakken! Hoe dan ook: het is mooi dat deze auto’s bewaard blijven. Maar dan moet er niet iemand met een Kapitän langskomen. Die vindt Wim namelijk óók erg fraai. Ruimte ervoor heeft hij echter niet meer, terwijl hij aangaf best afscheid van zijn collectie te kunnen nemen. Bij dezen dienen dus alle Kapitän-rijders Bergambacht te mijden, zodat wij nog lang van deze overjarige, maar nog verse serie broodjes kunnen blijven genieten.
Dit verhaal is eerder gepubliceerd in AutoWeek Classics 02 2021