Weblog Bas – Waarom kwaliteit paarlen voor de zwijnen is

Waarom ik eraan dacht? Door een reeks dramatische ervaringen met kledingmerken. Twee dure zomerbroeken waren na een paar maanden rijp voor de textielcontainer. Eerst begonnen ze te scheuren bij de naden, daarna volgden de eerste slijtplekken op kniehoogte. Een volgens de voorschriften gewassen trui zat na twee maanden vol bolletjes. Overhemden; zelfde verhaal. Ik vond het nogal wat, de hoofdprijs durven hangen aan een product waarvoor de textielsuper zich zou schamen.
Uit nieuwsgierigheid, ik ben een rasconsument, kocht ik twee sleazy slobberhemden bij de Hema. Eens kijken hoe het kwaliteitsverschil zou uitvallen. Ze bleken kwalitatief beter dan de A-merken die ik voor het vijfvoudige had aangeschaft. Maar ook de Hema verpestte het met de leren budgetriem die ik na alweer een slechte ervaring met een dure kocht. Die knapte na drie weken en dat lag na een geslaagde afvalrace echt niet aan mijn figuur.
Samengevat: het kwaliteitspeil in de kledingbranche is dramatisch. Er is geen enkele relatie tussen prijs en kwaliteit, behalve bij de echte top. Daar betaal je natuurlijk voor. Mijn paardenleren winterschoenen van Crockett & Jones doen nu 900 euro, maar ze gaan een half mensenleven mee. Daarom geef ik er twee tot drie keer zoveel aan uit als vroeger aan een paar confectie-brogues. Zelfde verhaal zijn truien van Saint James: duur in aanschaf, maar zo sterk dat je ze terugverdient.
Na 28 jaar en 180.000 kilometer.
Een kwaliteitsonderzoek van de ADAC, de Duitse ANWB, leverde vorig jaar voor de auto-industrie hetzelfde verwarrende beeld op van overgewaardeerde humbug naast betaalbare kwaliteit, van zorgvuldige Japanners tot onderpresterende VW’s. Wat ik miste was het onderscheid tussen betrouwbaarheid en kwaliteit. De afwerkingsgraad en verfijning van mijn 28 jaar oude Volvo 850 zijn niet op het peil van een moderne Volvo. De naadjes lopen minder recht, het plastic doet niet premium aan. Desondanks speelt hij ondanks zijn leeftijd nog steeds in de eredivisie. Roesten doet hij evenmin, terwijl duurtesters aan de onderkant van moderne Volvo’s na 100.000 kilometer vliegroest aantreffen. De stoffen van mijn youngtimer blijken slijtvast, dashboard en deurpanelen kleurecht en krasvrij.
Natuurlijk was ik apetrots op de koppositie van mijn i3 in het ADAC-onderzoek. Maar ik besefte ook hoe teleurgesteld de Duitsers met hun strenge maatstaven in mijn niet-Duitse youngtimers zouden zijn geweest. Het Copen-plastic had ze een hartaanval bezorgd, terwijl hij prima in elkaar zit en de Toyota-motor onverwoestbaar is. Ik wil er niet mee naar Zuid-Frankrijk. Dan ben ik na 1.200 kilometer doortrappen rijp voor de Eerste Hulp en rijden met een koffer op zo’n rekje lijkt me niet je dat. Maar het Yaris-blokje zal bij aankomst lopen alsof het net uit de fabriek komt. Als de betere naaimachine, zal ik maar zeggen.
Net heeft de ADAC uitgevonden dat EV’s enorm betrouwbaar zijn. In dat onderzoek alweer een glansrol voor mijn kleine BMW, maar merkwaardig genoeg ook voor de Volkswagen ID.3 waarvan de initiële accu- en softwareproblemen veel Nederlandse dealers en kopers toch in het geheugen zijn gegrift. Radeloosheid bij de dealers, niemand wist het fijne. Dan dacht ik dankbaar: wat waren auto’s vroeger toch ontzettend goed.
Dat de i3 dat nog is, is omdat hij met ouderwetse  zorgvuldigheid is gebouwd. Zo stijf met die carbon kooi, zo mooi afgewerkt, zo intelligent geconstrueerd. Klopt, hij was een dure grap die aan de klant moest worden doorberekend en ook daarom werd hij geen succes. Net als mijn A2, na achttien jaar om door een ringetje te halen. Misschien is de kern van het duurzaamheidsprobleem wel dat geen nieuwkoper zijn Audi lang genoeg houdt om zijn echte kwaliteiten te ontdekken. Misschien is een van de oorzaken van het verval de wegwerpmentaliteit van de kopers. Dan is kwaliteit paarlen voor de zwijnen gooien, overbodige luxe. Waarom zou je, als de consument toch grif betaalt voor de glans van het nieuwe? Wij hebben die kledingboeren vals gemaakt.
Toeval bestaat niet. Vandaag begaf een van de broeken het die ik twintig jaar geleden van mijn vader kreeg nadat hij zijn postuur weer eens naïef had onderschat. Ze bleken niet kapot te krijgen. Tot vandaag. Bij het weggooien herkende ik het logo; hetzelfde label dat nu rotzooi aan de man brengt. Toen wist ik dat verval een naam had. Maar dat weet deze fossiele sloddervos omdat hij niks om mode geeft. De moderne metroman heeft geen idee. Die ververst na drie maanden toch zijn halve garderobe. Of draagt de stapels dubieuze spullen in zijn kast zo mondjesmaat dat ze aan slijt niet toekomen. Die merkt niks van de verloedering. Die denkt: geweldig spul van Hugo Boss.

Lees hier het gehele bericht