Terwijl juist in de hoogste prijsklassen het EV-aanbod intussen riant en begeerlijk is. Ook in het Duitse premium-segment kun je bij alle tophuizen koninklijk stekkerrijden. Tesla heeft allang niet meer het rijk alleen. In de prijsklasse van 80-150.000 euro zou ik een iX50, i7 of EQE serieus overwegen, maar van een i4 M50 word ik ook al ernstig blij. Doodstil en sneller dan de meeste Bimmers op benzine. Wat jaagt de Europese bling-klant dan nog naar de pomp?
Me dunkt; vergelijkbare motieven als de stekkerrijder die na het wegvallen van zijn belastingvoordelen historisch terugschakelt naar een plugin. Nu het voor de maandelijkse onkosten weer om het even is en je je werk ook met een batterijbereik van 50 tot 100 kilometer heus elektrisch haalt, is het criterium gemak terug uit de oude doos. Je plugin thuis aan de wallbox hangen is toch minder gedoe dan onderweg een halfuur koukleumen of zweten bij de Supercharger of Ionity, waar je tegenwoordig soms moet wachten op je beurt. Verder zou het kunnen zijn dat de energietransitie de consumenten niet genoeg kan schelen en ze zich in hun hybride reuzen al schoon zat voelen met 10 tot 18 kWh excuusreserve onder de vloer. Dan is er de groep kopers die een lekkere bak herrie nog steeds het non plus ultra vindt. In de steden zie je de jongste generatie zakenboys uit alle hoeken van de wereld vaker in AMG-Mercedessen dan in Tesla’s. Meer prestige, en je gabbers horen je tenminste komen. Met die insteek stapt het grote geld dus onverminderd graag in een Macan, waarna het grote ronken kan beginnen. De technische conclusie moet dan luiden: Mensen missen de auto in de auto.
Kan ik me iets bij voorstellen. Maar nu ik steeds vaker en steeds verder elektrisch rijd zie ik mijn eigen perspectief op auto’s kantelen. Hier in de buurt blijven de auto’s met een tankdop eerste keus en stap ik voor de sfeer, de klanken en de geuren nog steeds likkebaardend van genoegen in de Volvo of de Copen. Voor de lange ritten maakt het me steeds minder uit omdat het oponthoud in tijd na tien jaar stekkerevolutie is gedaald naar haast nihil. Ik zie die stofzuigers neutraal welwillend als private TGV’s, kleurloos maar supercomfortabel.
Deze week reed ik met een Tesla Model Y van Groningen naar Berlijn en terug, 1200 kilometer in totaal. Dat ging gesmeerd. De Tesla geeft na invoer van de bestemming de logistiek meest praktische laadlocaties op met de bijbehorende laadtijden voor een zo kort mogelijke wachttijd per laadstop. De app geeft aan wanneer je genoeg energie hebt bijgeladen om je weg te vervolgen. Héén moest ik één keer aan de paal, wat de totale reisduur op zes uur bracht, alleszins redelijk voor bijna 600 kilometer rijden. Terug werden het twee stops, maar dat was omdat ik het gevaarte een dag later op een onstichtelijk vroeg uur terug naar Amsterdam zou brengen. De nabij Berlijn geproduceerde Y ging hard, zat prinsheerlijk, haalde makkelijk 500 kilometer en verbruikte op de heenweg 15,5 kWh op 100 kilometer, spectaculair bescheiden voor zo’n vetzak.
Voor de prijs hoef je het niet te laten. Zelfs in de afgeladen Dual Motor-versie van mijn dienstreis is de Y de helft goedkoper dan een Cayenne. Koop je van de winst een onbetaalbaar fijne tweedehands 911 of 968, twee vliegen in één klap. Had ik onderweg meer plezier gehad van de Porsche? Welnee. Die hoor je ook niet meer bij 140. Maar de Duitser met een rijkgevulde portefeuille gaat zijn in SuperPlus gebakken oerinstinct niet aan de laadpaal hangen. Hij gaat voor premium met luide trom en dikke pijpen. Zijn geld, zijn vette zespitter, zijn wall of sound.